Dynamic Systems Theory
Creëer betere en verschillende opties voor beweging
Elke keer als er een specifieke beweging wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld de squat, dan gebeurt dit op een andere manier. Daardoor heeft het trainen gericht op het ‘ideale’ bewegingspatroon of de ‘ideale’ techniek niet veel zin als je het vanuit een movement variability oogpunt bekijkt.
- De bewegingsvrijheid van elk gewricht dusdanig verbeteren zodat een sporter zich beter kan aanpassen is essentieel.
- Hoe meer bewegingsvrijheid of variabiliteit een sporter heeft, hoe beter de compensatie en adaptatie aan veranderingen in de externe omgeving.
Movement Variability
Movement Variability draait om het hebben van meerdere opties om een beweging uit te voeren. Meer variabiliteit leidt tot meer afferentie en dus meer informatie naar je zenuwstelsel. Minder variabiliteit zorgt er voor dat telkens gebruik wordt gemaakt van een beperkt aantal bewegingspatronen. Bij WePerform gebruiken we Functional Range Assessment om beperkingen in de variabiliteit van een sporter in kaart te brengen.
De anatomie van een gewricht
Een gewricht is elke plaats waar twee aangrenzende botten of bot en kraakbeen samenkomen en met elkaar articuleren om een verbinding te vormen.
Stratum Fibrosum
Het stratum fibrosum, ook wel het vezelige kapsel genoemd, is het buitenste element van het gewrichtskapsel. Het stratum fibrosum is slecht doorbloed maar rijk geïnnerveerd door gewrichtsreceptoren die feedback van sensorische informatie naar het centrale zenuwstelsel (het ruggenmerg, de hersenen en de kleine hersenen) mogelijk maken.
Stratum Synovium
De binnenste laag, het stratum synovium, vormt de bekleding van het kapsel en is goed doorbloed maar minder rijk geïnnerveerd. Deze laag is verantwoordelijk voor de algehele gezondheid en integriteit van het gewricht.
Capsulair Probleem
Een capsulair probleem zorgt in beginsel voor weinig tot geen feedback en afferentie. Hierdoor ontstaan er makkelijker ontstekingsreacties en mechanische problemen waardoor pijnvezels (mechanoreceptor type 4) worden geactiveerd. Dit leidt tot plastische veranderingen en minder corticale representatie in het centrale zenuwstelsel.
Functie
De algehele structuur van een gewricht en de aard van de onderdelen bepalen de functie. De functie van een gewricht leidt tot specifieke veranderingen in de algehele structuur (de dikte, de vezeloriëntatie en zelfs de samenstelling van de weefsels). Dit is afhankelijk van de kracht en belasting die op een gewricht wordt uitgeoefend.
Synoviale Gewrichten
Alle synoviale gewrichten zijn op dezelfde manier opgebouwd: met kraakbeen dat de botuiteinden bedekt, een gewrichtscaviteit waar het synovium en de synoviale vloeistof zich bevinden en met innervatie die feedback naar het centrale zenuwstelsel mogelijk maakt.
- Synoviale gewrichten hebben veel mechanoreceptoren, waardoor deze gewrichten dus prioriteit hebben als het gaat om variabiliteit.
- Gewrichten met de meeste vrijheidsgraden hebben ook de meeste mechanoreceptoren: de heup, de schouder en de wervelkolom.
Functie & Disfunctie Gewricht
Bewegingscapaciteit
De definitie van een gewricht is de ruimte tussen aangrenzende botten of bot en kraakbeen die samenkomen en met elkaar articuleren om een beweegbare verbinding te vormen. De bewegingscapaciteit van een gewricht is een dynamische fysieke capaciteit die vergroot, verkleind of in stand gehouden kan worden. Het is daarom een trainbare kwaliteit van het menselijke lichaam.
Disfunctie-Compensatie Cyclus
Gewrichten zijn het primaire feedback mechanisme naar het centrale zenuwstelsel. De informatiestroom is sterk afhankelijk van de kwaliteit van het gewricht en de vereiste bewegingscapaciteit. Wanneer een van deze zaken in het geding komt is het zenuwstelsel niet meer in staat om de informatie nauwkeurig te interpreteren. Als gevolg hiervan ontstaan er compensaties die uiteindelijk kunnen leiden tot blessures. Het doel van de fysieke training van elke sporter is om door middel van training iemands fysieke capaciteit te behouden en vergroten.
Gewrichtsdissociatie
Gewrichtsdisociatie is het vermogen van een bot om onafhankelijk en relatief ten opzichte van het articulerende bot te bewegen.
Complexiteit Gewricht
Macro vs. Micro
Een hoog niveau van gewrichtsfunctie verwijst naar voldoende (macro) bewegingscapaciteit in de externe omgeving en voldoende relatieve (micro) beweging in de interne omgeving tussen twee botten. Het is in deze definitie duidelijk dat er een macro hoeveelheid beweging is die elk van de gewrichten van een sporter zou moeten hebben en dat deze aanwezige bewegingscapaciteit direct afhankelijk is van de beschikbare relatieve micro beweeglijkheid die er bestaat tussen de botten van het gewricht.
Kapselruimte
Er is één belangrijke eigenschap die elk synoviaal gewricht bezit en die gerelateerd is aan gewrichtsfunctie en dat is ruimte. Ruimte is de zone tussen twee articulerende botten, ook wel aangeduid als kapselruimte. Alle gewrichten hebben een vereiste kapselruimte.
Dynamisch
Conceptueel is ruimte een dynamische hoeveelheid, het kan verworven worden maar kan ook verloren gaan. Indien de ruimte in een gewricht kleiner wordt dan heeft dit direct invloed op de bewegingscapaciteit van een gewricht en de sportprestaties. Het behouden of vergroten van een bepaalde hoeveelheid kapselruimte is dus noodzakelijk voor elke sporter.
Een trainbaar onderdeel
Kapselruimte is een trainbare capaciteit. Om dit op de juiste manier te trainen moet eerst begrepen worden waar in de bewegingszone het gewricht beperkt is. Training om meer bewegingscapaciteit in een gewricht te verwerven gebeurt met behulp van isometrische training. Specifiek door het uitvoeren van PAILs/RAILs met de Maximal Effort Method.
Praktijkvoorbeeld: Schaatser
Een schaatser met een te korte slag heeft minder toegang tot de zone van abductie en interne rotatie van de heup. Hierdoor daalt de snelheid en nemen de prestaties af. Het vergroten van de bewegingscapaciteit in het gewrichtskapsel geeft meer toegang tot de ruimte die een betere relatieve botbeweging tussen het femur en het acetabulum mogelijk maakt. Dit leidt tot een verbetering van de globale beweging in de zone van abductie en interne rotatie en verandert uiteindelijk het gedrag van het systeem.
Aanpassing aan de sport
Gewrichten passen zich net zoals spieren na verloop van tijd ook aan op de belasting waaraan ze blootgesteld worden. Deze specifieke vorm van biologische adaptatie die op het niveau van het gewricht plaatsvindt heeft een negatieve impact op de prestaties. Er is dus specifieke training voor gewrichten nodig om deze aanpassing tegen te gaan.
Functional Range Assessment
Functional Range Assessment (FRA) is een systeem met als doel de bewegingscapaciteit van elk gewricht te beoordelen. Het kan zowel preventief als evaluatief ingezet worden als een indicator voor de aanwezigheid van gewricht-specifieke adaptatie aan een sport.
Eisen van de sport
Elk gewricht is uniek, net zoals elke sporter. Kunnen de gewrichten de eisen van de sport aan? Een dysfunctie van het ene gewricht kan weer zorgen voor een compensatie in het andere gewricht. Het lichaam functioneert namelijk in ketens, zeker bij het uitoefenen van een sport.
Passive-to-Active Ratio
Wat is de verhouding tussen de actieve en passieve mobiliteit?
- Het verschil tussen de passieve en actieve mobiliteit zou 15% moeten zijn (= Law of Specificity). De AROM zou dus minimaal 85% van de PROM moeten zijn.
- Het verschil tussen de linker- en rechterzijde zou ook maar 15% (= Law of Specificity) moeten zijn. De mobiliteit aan de ene zijde zou dus minimaal 85% van de mobiliteit aan de andere zijde moeten zijn.
CARs
CARs ofwel Controlled Articular Rotations zijn actieve rotatie-bewegingen in de eindstanden van een gewricht. CARs zorgen voor stimulatie van het synoviale gewrichtskapsel. Training rond de eindgrenzen van een gewricht zorgt voor de meeste activatie van mechanoreceptoren. Trainen in en rondom de eindgrenzen zorgt voor progressieve adaptaties in het bindweefsel, zowel ligamentair als capsulair.
- Actieve bewegingen zorgen voor de meeste afferente feedback door de activatie van mechanoreceptoren.
- Rotatiebewegingen zijn de meest gecompliceerde input en zorgen dus voor de grootste afferente feedback naar het zenuwstelsel.
Praktijkvoorbeeld: Schouder CAR
CARs zijn bewegingen die plaatsvinden langs de uiterste grenzen van de bewegingscapaciteit.
- Het belang van het maken van een CAR is dat alle beschikbare bewegingscapaciteit die de schouder heeft gebruikt wordt om deze beweging te maken.
- Bij CARs gebruik je dus altijd een combinatie van flexie & extensie, abductie & adductie en endorotatie & exorotatie. Bij een CAR is het echter moeilijk te onderscheiden wat nu precies flexie is óf abductie.
- We zijn gewend om naar beweging te kijken op basis van wat we denken of geleerd hebben dat flexie of abductie is, echter komen deze bewegingen in de praktijk nooit lineair tot stand.
Onderzoek met CARs
Als we niet bewegen op een lineaire manier, dan kunnen we beweging dus ook niet altijd alleen lineaire manier gaan onderzoeken. Als iemand een beperking in flexie heeft, dan wil je dus de hele bewegingszone van flexie beoordelen. Elke beperking in een zone stelt je in staat te beoordelen waar het anatomische probleem zou kunnen liggen op basis van de diepte en richting van de anatomie.